"China
Thrillers"
"Lewis trilogy"
The blackhouse / druk 1: het eiland van de vogeldoders
Een
macabere moord. Op het Schotse eiland Lewis wordt
een moord gepleegd, vrijwel identiek aan een moord
eerder dat jaar in de Schotse hoofdstad. De
Edinburghse rechercheur Fin Macleod is op Lewis
geboren en opgegroeid, de reden waarom hij naar
het eiland is gestuurd om te proberen beide zaken
op te lossen. Het wordt een reis terug naar huis,
maar ook een reis naar zijn verleden. Tijdens het
onderzoek ontmoet hij oude bekenden - allemaal met
geheimen en verhalen. Een vreselijke waarheid komt
er aan het licht. De jager blijkt prooi te zijn.
Op de rots An Sgeir, zeventig kilometer uit de
kust, komt het tot een climax. Al sinds
mensenheugenis vaart elk jaar tijdens het
broedseizoen een groepje mannen van Lewis naar An
Sgeir om 2000 jonge jan-van-genten van het nest te
plukken en te doden. Daar op de grimmige rots komt
het tot een dramatische ontknoping.
De Vuurmaker
Korte
De
Proloog beschrijft het begin van een nieuwe dag in
het moderne Peking. Twee kleine meisjes zijn met
hun kinderoppas in het park. Ze rennen over de
paden, vallen van de ene verbazing in de andere,
en vinden plots een brandend lichaam. Diezelfde
dag worden er nog twee lichamen gevonden,
arriveert Margaret Campbell op het vliegveld van
Peking en krijgt rechercheur Li Yan zijn
felbegeerde baan.
Margaret is patholoog-anatoom in Chicago en heeft
een mislukte relatie achter de rug. Li Yan werkt
bij Sectie Een van de gemeentepolitie van Peking.
Zijn werk is zijn leven. Er volgt een onverwachte,
maar ook onaangename ontmoeting tussen hen beiden
als Margaret op weg is naar de universiteit, waar
ze zes weken college gaat geven, en Li Yan naar
het belangrijkste sollicitatiegesprek in zijn
carrière. Tot zijn verbijstering wordt hij door
zijn superieuren gedwongen Margarets hulp in de
zaak van het verbrande lichaam en de twee andere
moorden aan te nemen. De samenwerking verloopt
alles behalve soepel.
Het boek volgt, dag voor dag, een angstig
realistisch plot. Hoewel de samenwerking tussen de
twee vaak te wensen over laat, vordert het
onderzoek gestaag en brengen ze langzaam maar
zeker de gruwelijke waarheid aan het licht. Dit
alles in een prachtige Chinese setting met veel
aandacht voor detail.
passage
Verderop,
voorbij een paar oudere appartementencomplexen die
er in de verste verte niet Europees uitzagen,
sloegen ze weer links af en reden ze de Dong
Jiaominxianglaan in, een smallere straat waar het
licht bijna totaal door overhangende bomen
tegengehouden werd. Enkele fietsenmakers hadden op
de stoep hun zaak opgezet en profiteerden zo
optimaal van de schaduw. De straat was vol auto's
en fietsen. Aan hun rechterkant was een poort, die
leidde naar een enorm groot, modern wit gebouw.
Dat stond boven aan een bordes dat door twee
leeuwen bewaakt werd. Hoog boven de ingang hing
een reusachtig roodgouden wapen.
'China Hooggerechtshof,' zei Lily, en Margaret had
nauwelijks tijd om te kijken voor de auto links
afsloeg en plotseling met piepende remmen stopte.
Ze hoorde een bons en gekletter. Hun chauffeur
gooide haar armen in de lucht, haar adem stokte
vol ongeloof, en ze sprong de auto uit.
Margaret rekte zich uit om te zien wat er aan de
hand was. Ze reden net onder een poort door een
terrein op met verspreid staande gebouwen en waren
tegen een fiets gebotst. Margaret hoorde de
schelle stem van hun chauffeur die de fietser een
fikse uitbrander gaf. Deze krabbelde overeind en
was zo op het oog ongedeerd. Toen hij stond, zag
ze dat het een politieman was van begin dertig.
Zijn netjes geperste uniform zag er verkreukeld en
stoffig uit. Hij had een lelijke schaafwond op
zijn elleboog en er liep wat bloed langs zijn
onderarm naar beneden. Hij richtte zich in zijn
volle lengte op en keek de kleine chauffeur boos
aan, die plotseling ophield met schreeuwen en
verschrompelde onder zijn blik. Bedeesd bukte ze
zich om zijn pet op te rapen en bood die als een
vredesoffer aan. Hij griste die uit haar hand,
maar vrede was wel het laatste waar hij aan dacht.
Hij liet een hele reeks scheldwoorden, scheen het
Margaret toe, op het straatkind neerdalen, dat
steeds verder ineenkromp. Lily, die voorin zat,
uitte een vreemd knorrend geluid en klom snel de
auto uit. Ook Margaret vond het tijd worden om
zich ermee te bemoeien en deed het achterportier
open.
Terwijl ze uitstapte, raapte Lily de fiets op en
maakte verontschuldigende geluiden. De politieman
leek nu zijn woede op haar te richten. Hij spuwde
meer gal. Margaret kwam dichterbij. 'Wat is hier
het probleem, Lily? Heeft deze man iets tegen
vrouwelijke chauffeurs?' Ze vielen alledrie stil
en keken haar verbaasd aan.
De jonge politieman bekeek haar met een koude
blik. 'Amerikaans?'
'Inderdaad.'
En in perfect Engels: 'Waarom bemoei je je dan
niet met je eigen zaken?' Hij trilde bijna van
woede. 'Je zat achterin en kon onmogelijk gezien
hebben wat er gebeurde.'
Ergens diep vanbinnen voelde Margaret hoe haar
opvliegende Keltische temperament zich begon te
roeren. 'O ja? Nou, als je misschien niet zo naar
mij op de achterbank had gekeken, zou je gezien
hebben waar je naartoe ging.'
Lily was ontzet. 'Maar doctol Cambo!'
De jonge politieman stond Margaret een ogenblik
kwaad aan te kijken. Toen rukte hij zijn fiets uit
Lily's handen, veegde het stof van zijn pet en
zette die weer stevig op zijn kortgeknipte haar,
voor hij zich omdraaide en met zijn fiets aan de
hand wegliep in de richting van een Europees
uitziend, roodbakstenen gebouw dat net binnen de
omheining lag.
Lily schudde haar hoofd, ze was duidelijk
verontrust. 'Dat is vreselijk om te zeggen, doctol
Cambo.'
'Wat?' Margaret snapte er niets van.
'Door jou hij verliest mianzi.'
'Verliest hij wat?'
'Gezicht. Door jou hij verliest gezicht.'
Margaret kon dat nauwelijks geloven. 'Gezicht?'
'Chinezen hebben probleem met gezicht.'
'Met zo'n gezicht verbaast dat me niets! En hoe
zit het met jou? Jouw mianzi? Je hoefde daar niet
zo te staan en dat allemaal maar te nemen. Ik
bedoel, hemeltjelief, je bent hoger in rang!'
'Hoger in rang?' Lily keek stomverbaasd. 'Nee.'
'Nou, hij had maar twee sterren' Ze klopte op haar
schouder. ' en jij hebt er drie.'
Lily schudde haar hoofd. 'Drie ster, één streep.
Hij heeft dríe streep. Dat was inspecteur Li,
hoofdrechercheur van Sectie Eén, Peking,
gemeentepolitie.'
Margaret was onthutst. 'Een rechercheur? In
uniform?'
'Uniform niet gewoon.' Lily zag er erg somber uit.
'Hij moet op weg naar hee-el belangrijke
vergadering zijn.'
Het Vierde Offer
korte
De
Amerikaanse patholoog-anatoom Margaret Campbell is
na haar avontuur in De Vuurmaker nog steeds in
Peking. Ze heeft juist besloten om naar huis terug
te keren. Maar dan wordt het vierde slachtoffer
gevonden van wat wel eens de eerste
seriemoordenaar van China zou kunnen zijn.
De handen van elk van de vier slachtoffers waren
op de rug gebonden, en ze hadden alle vier een wit
bordje om hun nek met daarop in rode inkt een
bijnaam en een getal. Voorts waren ze alle vier
verdoofd en met een zwaard onthoofd. De eerste
drie waren Chinezen, de laatste echter was een
Amerikaanse diplomaat. Deze brengt Margaret en Li
Yan weer samen. Het vuur brandt nog steeds tussen
hen, maar Li Yan heeft onder dwang van zijn
superieuren niet voor haar maar voor zijn baan
gekozen, en ze zijn voor de duur van het onderzoek
wederom tot elkaar veroordeeld. Dit maakt de
samenwerking op zijn minst ongemakkelijk.
Margaret heeft ondertussen een bewonderaar, de
charismatische Amerikaanse televisie-archeoloog
Michael Zimmerman, terwijl Li Yan ernstige
problemen in de familiesfeer heeft. Maar ondanks
alles slagen ze er ten slotte toch in alle
mysteries te ontrafelen, wat ze zelf echter in
groot gevaar brengt.
Prachtig en gruwelijk een schitterend China, een
tragische terugblik op China's recente verleden,
een luguber plot.
passage
Belangstellend
liet ze haar blik door de theesalon dwalen. De
oude vent met het honkbalpetje had nog steeds het
eerste honk niet bereikt met het jonge Chinese
meisje. Vlak vooraan zat een jongeman, geboeid
hield hij zijn blik op de band terwijl zijn hoofd
ritmisch op en neer bewoog op de maat van de
muziek. Hij was gebiologeerd. Zijn aantrekkelijke
vriendin, genegerd door haar minnaar, hield
zichzelf wakker met het doelloos scheppen van de
prachtigste origamiwezens uit één enkel vierkant
zakdoekje. Margaret keek geïntrigeerd toe hoe het
meisje een pauw met een uitgewaaierde staart en
geheven kop toverde, een ingewikkelde en
minutieuze reeks vouwen in het zakdoekje. Toen ze
klaar was, gaf ze haar vriend, op zoek naar zijn
waardering, een por. Hij wierp snel een blik op
haar creatie, knikte met een half lachje en
richtte zijn aandacht vervolgens weer op de
muziek. Het meisje haalde de schouders op en met
één enkele beweging maakte ze al haar werk weer
ongedaan en begon aan iets anders.
Er brak enthousiast applaus los toen het nummer
afgelopen was. De toetsenist sprak enige
ogenblikken in het Chinees en Margaret merkte dat
er hoofden hun kant op begonnen te draaien.
Michael bloosde. Toen ging de toetsenist over in
het Engels. 'En voor diegenen die geen Chinees
spreken,' zei hij, 'vanavond hebben we een zekere
meneer Michael Zimmerman onder ons.' Hij gebaarde
met een hand in Michaels richting en meer mensen
keken, en hier en daar klonk applaus. 'Welnu,
mochten jullie hem al kennen, de meeste van jullie
hebben hem waarschijnlijk op tv gezien. Hij doet
die populaire, historische documentaires. Maar
weinigen zullen weten dat Michaels ware talent de
altsax is.'
Michael draaide zich half naar haar om. 'Dit is
gênant.'
'Ik wist niet dat je speelde,' zei Margaret,
plotseling geïntrigeerd door deze nieuwe en
onverwachte kant. En toen besefte ze dat ze
eigenlijk helemaal niets van hem af wist.
'Dus, Michael, zou je hiernaartoe willen komen en
een nummer met ons willen spelen? Groot applaus
allemaal voor Michael Zimmerman.'
De ogen van de hele theesalon waren op hun tafel
gericht. 'Jezus,' fluisterde Michael zacht, maar
hij deed geen poging om op te staan.
'Toe maar,' zei Margaret, en ze stootte hem aan.
En ze stond op en begon te klappen. 'Ik wil je
horen spelen.'
Hij zat in de val. Hij schudde zijn hoofd, stond
schoorvoetend op en liep naar voren om zich bij de
band te voegen. Margaret keek toe en op een
vreemde, onverklaarbare manier voelde ze zich
gloeien van trots. Ze waren samen, en ze merkte
dat mensen naar haar keken en zich afvroegen wie
ze was. Michael zette zijn eigen mondstuk op een
altsax die de Chinese saxofonist uit een koffer
achter hen op de vloer haalde.
Ze overlegden even kort, waarna de drummer het
tempo voor hen aangaf van een langzaam, dromerig
nummer, perfect voor een honingzoete saxsolo. De
elektrische piano werkte rond een eenvoudig,
terugkerend thema, de bassist schoof zijn vingers
langs de fretloze hals omhoog en omlaag, al duwend
en trekkend aan de snaren, het leidmotief volgend.
Michael stond met zijn ogen dicht, zwaaide licht
heen en weer terwijl hij de muziek over zich heen
liet spoelen, voor hij de sax naar zijn mond
bracht, en fluwelig en satijnzacht een romige,
lage solo ademde die het vertrek door klom en
daalde.
Margaret voelde hoe het haar in haar nek en op
haar hoofd overeind ging staan, en ze kreeg
kippenvel op haar dijen. Ze had nooit veel tijd
voor muziek gehad, maar soms greep iets haar aan.
En dat was nu het geval. Deze muziek had een
diepe, doordringende seksualiteit, deels
veroorzaakt door het feit dat dit de man was met
wie ze was, maar ook omdat dit talent was, rauw en
echt en bijna grijpbaar. Ze zag zijn bezieldheid,
terwijl zijn vingers razendsnel over de toetsen
van zijn sax gleden, en zijn solo naar een climax
rees, als een vrouw naar een orgasme. En toen het
nummer afgelopen was en hij achteruitstapte
terwijl het zweet in straaltjes van zijn gezicht
liep, barstte er een spontaan applaus los. Zelf
het origamimeisje had haar zakdoekje in de steek
gelaten en klapte met een onvermoed enthousiasme.
Margarets handen brandden toen Michael naar hun
tafeltje terugliep om zich weer bij haar te
voegen. Hij ging zitten en veegde met het
zakdoekje dat het origamimeisje hem in het
voorbijgaan aangeboden had, het zweet van zijn
gezicht. Tot zeer grote ergernis van haar vriendje
keek ze nog steeds naar hem, met een seksuele,
verslindende blik in haar ogen. Margaret zag het
ook.
'Het spijt me,' zei Michael, en hij leek oprecht
beschaamd.
'En ik neem aan dat je altijd je mondstuk bij je
hebt,' zei ze. 'Voor het geval dat.'
Hij grijnsde. 'Altijd.'
En Margaret besloot op dat moment dat ze zijn
aanbod om morgen naar de set te komen, toch maar
zou aannemen.
De Moordkamer
korte
Eindelijk
is Margaret dan toch naar Amerika vertrokken. Haar
vader is plotseling overleden en ze komt thuis
voor de begrafenis. Ondertussen worden op een
bouwterrein in Shanghai de in stukken gesneden
lichamen van maar liefst achttien vrouwen
gevonden. Eerder dat jaar is in Peking het lichaam
van een vrouw gevonden dat op eenzelfde manier
verminkt was. Deze misdaad is nog steeds
onopgelost en Li Yan gaat naar Shanghai om uit te
zoeken of er verband tussen de moorden bestaat.
Na een eerste bezoek aan het massagraf beseft Li
Yan al snel dat de patholoog‑anatoom een cruciale
rol zal spelen bij het oplossen van deze
afschuwelijke misdaden. Uiteraard denkt hij
onmiddellijk aan Margaret en hij vraagt haar terug
te komen om de lijkschouwingen te verrichten.
Aangezien Margarets relatie met haar moeder niet
echt goed te noemen is en ze zich ook niet meer
thuis voelt in Chicago, grijpt ze deze kans -
terug naar China, terug naar Li Yan - met beide
handen aan.
Eenmaal aangekomen op het vliegveld van Shanghai
blijkt het allemaal niet zo soepel te lopen als ze
gedacht had… niemand om haar af te halen. Als ze
eindelijk op het hoofdbureau van de politie
gearriveerd is, wordt meteen duidelijk dat
Mei‑Ling - Li’s evenknie in Shanghai - haar zinnen
op Li gezet heeft. Er heerst onmiddellijk
vijandigheid tussen de twee vrouwen, wat het
onderzoek bemoeilijkt omdat de drie moeten
samenwerken.
Uit de lijkschouwingen blijkt dat al eerder sectie
op de lichamen verricht is, maar dan terwijl de
slachtoffers nog leefden! Er is maar één conclusie
mogelijk, de vrouwen zijn allemaal vermoord door
een ervaren chirurg. Langzaam maar zeker ontvouwt
zich het gruwelijke plot, waarbij gaandeweg
duidelijk wordt dat ze met een meedogenloze wrede
moordenaar te maken hebben...
Wederom een angstaanjagend realistisch plot, nu
met Shanghai als setting, vol prachtige details
waarmee het leven in die stad geschilderd wordt.
passage
Ze
volgde zijn blik en grijnsde. ‘O, dat? Dat is de
Pearl‑televisietoren in Pudong, aan de overkant
van de rivier.’ Ze keek hem aan. ‘Wist je dat
Shanghai voor de Tweede Wereldoorlog bekendstond
als het Parijs van het Oosten? De brave burgers
van de stad vinden het leuk om te denken dat ze nu
hun eigen Eiffeltoren hebben.’
‘Hij is beslist net zo lelijk,’
zei Li. Maar de toren verdween uit het zicht toen
de weg naar beneden en ondergronds ging, naar de
tunnel die hen onder de rivier de Huangpu door zou
voeren. Hij zei: ‘Hoe zit het met de lichamen die
vanmorgen gevonden zijn? Klonk mijn beschrijving
bekend?’
Ze knikte. ‘Erg bekend. Maar ik
laat je eerst zelf kijken en daarna kun je
kennismaken met mijn baas.’
‘Hoe zit het met die Amerikaan?
De man die in de kuil gevallen is? Niemand heeft
me verteld wat er met hem gebeurd is.’
‘O,’ zei ze nonchalant, ‘ze
hebben hem er levend en wel uitgehaald. Daarna
begaven zijn ledematen het.’
Ze wierp hem een blik toe. Er
was een moment van onzekerheid voor de lucht in
een reeks kleine explosies aan haar lippen
ontsnapte en ze in lachen uitbarstte, die vreemde,
aanstekelijke, hinnikende lach, en hij merkte dat
ook hij begon te lachen. Humor, hoe zwart ook, was
de enige verdediging die ze hadden tegen de zieke
wereld waarin ze zich bewogen.
Hun Santana gleed door de brede, lege straten van
Pudongs financiële district Lujiazui. In de
somberte van de namiddag weerkaatste het licht van
de straatverlichting in de natte stoepen. Overal
om hen heen verrezen in de steeds donkerder
wordende hemel gebouwen van dertig verdiepingen,
maar slechts hier en daar brandde licht achter de
ramen. De investering in bouwwerken had de vraag
nu ingehaald. Aan de overkant van de rivier was
het verkeer op de Bund tot stilstand gekomen, een
brede boulevard langs het water met een
kenmerkende gebogen lijn en voorname, in Europese
stijl opgetrokken gebouwen van natuursteen, met
koepels en spitsen en klokkentorens. Zo op het oog
zouden ze in Parijs of in Londen kunnen staan.
Vanaf de rivier zelf kwam het droevige
hoornsignaal van vaartuigen die in de nevel hun
misthoorn lieten horen.
Rechts van hen, door open
hekken in zalmkleurige muren, schenen
schijnwerpers op hoge standers achter stukken
doorschijnend plastic, die de indruk gaven mee te
ademen met de koude wind die vanaf het water
blies. Onduidelijke gedaantes in het wit liepen
als spoken onder hen rond, terwijl ze onverdroten
in de ijzig koude, vloeibare modder naar meer
lichaamsdelen zochten. Bij de hekken stonden
gewapende bewakers en kriskras op de straat ervoor
stonden meer dan twintig politieauto’s en auto’s
van de technische recherche.
‘Dat is het bouwterrein,’ zei
Mei‑Ling. ‘We hebben de parkeergarage in de kelder
van het kantoorgebouw daarginder gevorderd.’ Ze
knikte naar een hoge, donkere torenflat aan de
overkant van de straat. ‘Die staat leeg. De
pathologen‑anatomen leggen daar de lichamen neer,
tot we zeker weten dat we alle stukken gevonden
hebben.’ Ze sloeg links af, door een opening in de
middenberm, stak de andere rijbaan over en reed de
oprit van een ondergrondse parkeergarage op, waar
ze de auto achter een stel andere voertuigen
parkeerde. Li herkende het karakteristieke
hu‑karakter, dat ‘Shanghai’ betekende, gevolgd
door de letter ‘O’, dat aan het kenteken van alle
onopvallende politieauto’s voorafging.
Een geüniformeerde politieman hield hen staande.
Mei‑Ling stak haar kastanjebruine politiekaart van
Openbare Veiligheid omhoog en Li volgde haar
tussen de zuilen door naar een plek die hel
verlicht werd door provisorische lampen. De
sterkte van het licht creëerde een gevoel van
onwerkelijkheid rond het schouwspel dat hen
begroette. Op slechts een meter van elkaar stonden
meer dan twintig schragentafels bedekt met wit
papier tegen een grauwgrijze betonnen muur. Op
sommige lagen de lichaamsdelen in de plastic zak
waarin ze binnengebracht waren. Andere waren uit
de zak gehaald en neergelegd in een bizarre
parodie op het menselijk lichaam dat ze eens
geweest waren. Armen en benen naast de romp en het
hoofd, een gruwelijke legpuzzel van menselijke
stukken. De meeste lichaamsdelen waren nog steeds
onherkenbaar, behalve waar assistenten in witte
plastic pakken ze voorzichtig schoon aan het
spoelen waren, zodat het rottende, rimpelige vlees
van handen en voeten, knieën en ellebogen, borsten
en buiken zichtbaar werd. Alleen aan de stank was
duidelijk wat er werkelijk gaande was. De zoete,
weeïge geur van ontbindend mensenvlees die deze
ondergrondse gruwelkamer vulde. Li moest bijna
kokhalzen. Hij deed een vastberaden poging om door
zijn mond te ademen. Hij keek snel naar Mei‑Ling,
maar het leek haar niet te deren.
De Slangenkop
korte
Margaret
heeft definitief besloten een punt achter haar
relatie met Li te zetten en woont weer in Amerika.
Ze is hoofdlijkschouwer van Harris County en geeft
college aan de Sam Houston State University in
Houston.
In een halfslachtige poging dichter bij Margaret
te zijn, heeft Li Yan zijn baan als
plaatsvervangend sectiehoofd van Pekings centrale
recherche opgezegd. Hij werkt nu in Washington DC,
als liaison-officier aan de Chinese ambassade.
Als er in Texas een vrachtwagen vol Chinese
illegale immigranten gevonden wordt, ontmoeten
Margaret en Li Yan elkaar uit hoofde van hun werk
weer en zijn ze wederom gedwongen met elkaar samen
te werken. Samen gaan ze op jacht naar de
Slangenkop, de leider van de smokkelbende die de
illegale Chinezen het land binnenbracht. En als in
de loop van het onderzoek blijkt dat de gestorven
Chinezen dragers geworden zijn van een dodelijk
virus, wordt duidelijk dat de toekomst van de
mensheid gevaar loopt en dat de tijd dringt…
Hoewel het verhaal deze keer in Amerika speelt,
blijft het Chinese element als een rode draad door
het boek lopen, omdat het verhaal zich deels
afspeelt in Houstons Chinatown. Maar ook het
Amerikaanse element is uiteraard, in al zijn
veelvormigheid, prachtig beschreven.
Wederom een angstig, realistisch plot. Een boek
met veel vaart!
passage
Li
werd door Fuller afgehaald van het vliegveld
Houston Hobby. Het was voor het eerst dat hij de
FBI-agent ontmoette, hoewel ze elkaar over de
telefoon gesproken hadden. En hij was voor het
eerst in Texas, alhoewel hij al bijna een jaar in
de Verenigde Staten was. In de aankomsthal gaven
ze elkaar hartelijk een hand en samen gingen ze
naar buiten naar de parkeerplaats voor kort
parkeren, waar Fuller zijn Chrysler-jeep
achtergelaten had.
‘Li Yan,’ zei hij, alsof hij de
naam proefde. ‘Ik heb gehoord dat jullie
achternaam eerst komt.’
‘Dat klopt,’ zei Li.
‘Dus dan zou je... eh... meneer
Li of agent Li zijn, of zo?’
‘Gewoon “Li” is prima.’
‘Oké. Maar als ik je bij je
voornaam wil noemen, zeg ik dan Yan?’
‘Als je familiair wilt zijn,’
zei Li, ‘dan zou je me Li Yan noemen.’
‘O, juist.’ Fuller keek hem
aan. ‘Je Engels is behoorlijk goed.’
Li wist niet meer hoe vaak dat
tegen hem gezegd was, alsof het zo uitzonderlijk
was dat een Chinees net zo goed Engels kon spreken
als een Amerikaan. Maar het was zijn werk de
betrekkingen tussen Amerikaanse en Chinese
opsporingsinstanties te bevorderen en daarom bleef
hij beleefd. ‘Mijn oom heeft het me geleerd toen
ik klein was,’ zei hij. ‘En daarna was ik voor de
overdracht een tijd bij de Britse politie in
Hongkong. Ik ben ook een tijdje in Chicago
geweest, waar ik enkele interessante, nieuwe
woorden geleerd heb.’
‘Zoals?’ vroeg Fuller.
‘Zoals motherfucker en
shithead.’
‘Hé!’ lachte Fuller. ‘Je klinkt
bijna als een autochtoon.’
Li had langgeleden geleerd dat
mensen het leuk vonden als je in hun taal kon
vloeken.
Via een netwerk van wegen die
door een woud van reclameborden voerden, kwam
Fuller op Highway 45, waar ze afsloegen naar het
zuiden voor de korte rit naar het vliegveld
Ellington. ‘Zo...,’ zei hij, ‘liaison-officier.
Wat houdt dat precies in?’
‘Precies wat het zegt,’ zei Li.
‘Ik sla een brug tussen de strafrechtorganisaties
van onze beide landen. Bij elk lopend Amerikaans
onderzoek met mogelijke Chinese betrokkenheid, ben
ik beschikbaar om te helpen. Drugs, mensensmokkel,
computerfraude, dat soort zaken.’
‘Vermoedelijk,’ zei Fuller,
‘heb je je handen waarschijnlijk alleen al vol aan
het bijhouden van het aantal opsporingsinstanties
dat we hier in de Verenigde Staten hebben.’
Li veroorloofde zich flauwtjes
te glimlachen. ‘Als ik met hooggeplaatste Chinese
politieambtenaren naar de Verenigde Staten ga om
hooggeplaatste Amerikaanse politieambtenaren te
ontmoeten, zijn de Chinezen in de minderheid met
ongeveer tien tegen één. De Chinezen begrijpen
maar niet waarom jullie zoveel instanties nodig
hebben: het ministerie van Justitie, de FBI, de
INS, het DEA, de geheime dienst, het NSA... Als
jullie naar mijn land komen, kunnen jullie voor
alles in één winkel terecht.’
Fuller schoot in de lach. ‘Leuk
gevoel voor humor heb je, Li.’
Li zei met een effen gezicht:
‘Was ik grappig dan?’ Hij wist wel dat hij dat
was, maar Fuller begon nu te twijfelen. Daarom
veranderde hij van onderwerp.
‘Je weet wat hier in Houston
gaande is?’
‘Er zijn 98 dode Chinezen in
een vrachtwagen gevonden. Bijna zeker renshe,
illegale immigranten. De lijkschouwingen beginnen
vandaag.’
‘Ren... wat? Hoe noem je ze?’
‘Renshe. Menselijke slangen. Zo
noemen we gesmokkelde Chinezen, vanwege hun
vermogen langs scherpe grenscontroles te
glibberen.’
De FBI-man knikte. ‘Juist.’ Hij
zweeg even. ‘Het punt is, Li, dit begint gênant te
worden.’ Fuller wierp hem een behoedzame blik toe.
‘Het is niet mijn werk in te gaan op de politiek
van dit alles, maar in Washington zijn ze niet
blij met het aantal incidenten waarbij Chinese
illegalen – renshe – dood aangetroffen worden op
boten in Amerikaanse wateren en in vrachtwagens op
Amerikaanse bodem. Het aantal blijft maar toenemen
sinds bijna tien jaar geleden al die mensen
stierven, toen het Gouden Avontuur voor New York
zonk. Jullie werden verondersteld er iets aan te
doen. Maar de aantallen blijven alleen maar
toenemen.’
‘Er wordt in China een
geweldige campagne tegen illegale immigratie
gevoerd,’ zei Li zonder een spoor van verdediging.
‘Zodra we de kleine slangenkoppen arresteren,
nemen andere hun plaats in. Het zijn de grote
slangenkoppen, degenen die de transporten
financieren, die we moeten grijpen. Zoals Grote
Zuster Ping in New York. Je kunt de slang niet
doden zonder eerst de kop er af te hakken.’
‘En hoe zouden we dat volgens
jou moeten doen?’
‘De meeste Chinese immigranten
komen tegenwoordig via Mexico Amerika binnen,’ zei
Li. ‘Houston is het centrum. Van daaruit
verspreiden ze zich over de rest van het land.
Aangezien we de geldstroom vanuit New York
afgesneden hebben, kunnen we wel veronderstellen
dat de operatie nu van hieruit gefinancierd
wordt.’
‘Daar veronderstel je nogal
wat.’
‘Het is een begin,’ zei Li.
Aan weerszijden van de snelweg
stond een woud van eenpalige reclameborden, waarop
voor van alles en nog wat geadverteerd werd, van
18+-films en massagehuizen tot tweedehands auto’s
en ijs. Boven uitgestrekte bedrijven voor
tweedehands auto’s wapperden massa’s kleine
vlaggetjes en in wat houten hutten leken,
verkochten initiatiefrijke mensen gereedschap. Ze
verlieten de snelweg en sloegen af naar het
oosten. De opkomende zon scheen nu pal in hun
gezicht. Fuller deed zijn zonneklep naar beneden
en zette een donkere, fraai gestroomlijnde
Oakley-sportbril op, die hem een enigszins
sinister uiterlijk gaf. Hij keek Li grijnzend aan.
‘Tegenwoordig zowat verplicht voor iedere zichzelf
respecterende FBI-agent. Nogal ondoorgrondelijk,
hè?’ En toen herinnerde hij zich dat ze dat altijd
van de Chinezen zeiden. ‘Eh... dat was niet
beledigend bedoeld,’ voegde hij er snel aan toe.
Li glimlachte bij zichzelf. ‘Zo
had ik het ook niet opgevat.’
‘Daar ongeveer,’ zei Fuller. De
weg voerde hen tussen kleine groepjes huizen van
één verdieping door, langs groene gesproeide
gazons en groepjes schaduwrijke bomen. Links
adverteerde Pete’s BBQ House met als specialiteit
gekookte rivierkreeft. ‘Je zult kennismaken met
INS-agent Hrycyk. Het is een oen, maar jammer
genoeg zullen we met hem moeten samenwerken.
Hij... eh...’ Fuller wierp een zenuwachtige blik
op Li, ‘... is niet zo dol op Chinezen.’
Li haalde zijn schouders op.
‘Ik ben hier lang genoeg, agent Fuller, om te
weten dat veel mensen niet erg dol op Chinezen
zijn.’
Fuller knikte gegeneerd, blij
dat hij zich achter zijn zonnebril verschuilen
kon. ‘Je zult ook de hoofdlijkschouwer ontmoeten.
Aantrekkelijk genoeg, maar ik denk niet dat iemand
van ons haar erg aardig zal vinden. Het is een
keiharde, dr. Margaret Campbell.’
Het was net of zijn ingewanden
ergens achter Li op de weg lagen, en zijn hart
bonsde zo luid dat Fuller het vast moest kunnen
horen. Maar afgezien van wat kleur op zijn hoge,
brede jukbeenderen verried zijn gezicht niets.
De Rivaal
Korte
Margaret Campbell en Li Yan zijn terug in China. Margaret is zwanger, maar woont in haar eigen appartement, dat de Volksuniversiteit van Openbare Veiligheid haar verschaft, terwijl Li Yan in het appartement woont dat hij vroeger met zijn oom Yifu deelde. Hun relatie wordt door de autoriteiten afgekeurd, maar desondanks stilzwijgend geaccepteerd.Op de vooravond van een internationaal zwem- en atletiektoernooi tussen Amerika en China pleegt een zwemmer zelfmoord en wordt een gewichtheffer dood aangetroffen in het huis van een vooraanstaand lid van de organisatieafdeling van het Chinees Olympische Comité. Beide waren medaillekandidaten. In de weken ervoor waren ook al een wielrenner en drie sprinters van het estafetteteam omgekomen; de eerste bij een vreemd zwemongeval en de drie anderen bij een verkeersongeluk. Stuk voor stuk waren het topatleten. Li Yan vermoed een verband en gaat op onderzoek uit.
Hij krijgt echter weinig medewerking. Chef de mission Cai Xin – met een duister sportdoping-verleden – verbiedt zijn atleten met Li Yan en Margaret te praten, maar ook vanuit zijn eigen sectie ondervindt Li Yan tegenwerking. Hij blijkt een rivaal te hebben, zijn plaatsvervanger Tao, die op zijn baan uit is. Alleen de zeer getalenteerde hardloopster Dai Lily wil praten, maar dan alleen met Margaret. Ze lijkt de enige te zijn die de oplossing kent van het raadsel van de dode atleten. Plotseling echter is ze spoorloos verdwenen. Li Yan zal Dai Lily moeten zien te vinden als hij het mysterie wil oplossen, maar ook als hij zijn baan en de levens van andere atleten wil redden.
In dit boek maken we kennis met Margarets moeder en Li Yans vader, een mooie en boeiende manier om de lezer meer inzicht te geven in de Chinese cultuur. De Rivaal is weer een boek dat een angstwekkende blik biedt op iets wat realiteit zou kunnen zijn.
Passage
Sun Xi kwam binnen. ‘Ze vertelden me dat je er was.Heb je even, commandant?’ Sun Xi was een jongeman van
nog geen dertig, die onlangs van Kanton – waar hij een fan-
tastische staat van arrestaties en opgeloste zaken had –
overgeplaatst was naar Beijing. Hij was nu, net als Li eens,
de jongste rechercheur van Sectie Een, die gespecialiseerd
was in het oplossen van Beijings zwaarste misdrijven. En hij
had, net als Li eens, tijdens enkele korte maanden in de sectie
al een indrukwekkend aantal zaken opgelost. Hij deed Li
erg aan zichzelf denken toen hij net zo oud was, hoewel Sun
extraverter was dan Li ooit was geweest. Hij lachte snel en
was zelfs nog sneller met zijn gevatte opmerkingen. Li had
onmiddellijk zijn kwaliteiten herkend en hem onder zijn
hoede genomen. Sun kleedde zich netjes. Zijn witte overhemden
waren altijd keurig gestreken, zijn geperste broek
viel over zijn glimmend zwarte schoenen. Zijn haar was
boven zijn oren kortgeknipt, maar bovenop was het langer,
met een scheiding in het midden, en het viel naar twee kanten
over zijn voorhoofd, boven dikke zwarte wenkbrauwen
en donkere ondeugende ogen. Het was een knappe jongeman,
en alle meisjes op kantoor deden hun best zijn aandacht
te trekken. Maar hij was al bezet.
‘Trek een stoel bij,’ zei Li, blij met de afleiding. En terwijl
Sun op de stoel tegenover hem ging zitten, vroeg hij:
‘En is Wen al op orde?’
Sun haalde zijn schouders op. ‘Je weet hoe dat is, commandant,’
zei hij. ‘Een meisje uit de provincie in de grote
stad. Ze weet niet wat haar overkomt. En de kleine schopt
haar nu zowat beurs.’ Net als Li hoopte Sun over een kleine
maand vader te worden, maar in tegenstelling tot Li had
men Sun al een appartement voor een gehuwde ambtenaar
aan de Zhengyiweg toegewezen, en zijn vrouw was net uit
Kanton aangekomen.
‘Heeft ze alles al geregeld voor de bevalling?’
‘Maak het een beetje! Je weet hoe vrouwen zijn. Ze is
nog aan het uitpakken. Ik heb nog een heel appartement
nodig om al haar kleren op te hangen.’
Li glimlachte. Hoewel hij Sun als zijn jongere versie
zag, waren ze met totaal verschillende vrouwen getrouwd.
Margarets kleerkast kon slechts als Spartaans beschreven
worden. Ze had een hekel aan winkelen. Hij zei: ‘Margaret
gaat al verscheidene maanden naar zwangerschapsgymnastiek
in de kraamkliniek. Misschien kan zij Wen van
advies dienen over waar ze naartoe moet, en naar wie.’
‘Ik denk dat Wen dat zeker zal waarderen,’ zei Sun.
Li zei: ‘Ik praat wel met haar.’ Toen leunde hij naar achter.
‘En wat heb je op je hart?’
Sun haalde een pakje sigaretten tevoorschijn. ‘Mag ik?’
‘Natuurlijk,’ zei Li aarzelend, en hij zag afgunstig hoe
Sun een sigaret opstak en een long vol rook uit zijn sigaret
zoog.
‘Ik moest eerder op de avond naar een verdacht sterfgeval,
commandant. Kort nadat jij was weggegaan. In het
zwembassin bij de Qinghua-universiteit.’ Hij grijnsde. ‘Jij
en ik noemen dat een zwembad.’ Hij nam nog een trek van
zijn sigaret en zijn glimlach verdween. ‘Blijkbaar zelfmoord.
Zwemkampioen. Hij werd verondersteld daar met het
nationale team te trainen voor de wedstrijden morgen tegen
de Amerikanen.’ Hij zweeg en keek Li aan. ‘Volg je sport?’
Li schudde zijn hoofd. ‘Niet echt.’
‘Nou, ze hebben de VS uitgedaagd en dat is deze week.
Twee dagen zwemevenementen in het olympische dorp en
drie dagen indooratletiek in het hoofdstedelijke, overdekte
stadion. De eerste wedstrijden ooit tussen China en Amerika.’
Li had er iets over gehoord. Vaag. Naarmate het evenement
dichterbij kwam, hadden de media er steeds meer
aandacht aan besteed, maar hij had er weinig belangstelling
voor.
‘Hoe dan ook,’ zei Sun, ‘die knaap brak wereldrecords,
van hem werd verwacht dat hij de Amerikanen met gemak
zou verslaan. Maar hij komt die avond een halfuur eerder
dan de rest voor de training opdagen. De beveiligingsman
bij de deur beweert dat hij hem nooit heeft zien binnenkomen.
Er is niemand, ook de coach niet. De zwemmer gaat
naar de kleedkamer en drinkt een halve fles cognac om zich
moed in te drinken. Vervolgens kleedt hij zich uit en hangt
al zijn spullen netjes in zijn kastje. Dan pakt hij een touw
van vijf meter en loopt in zijn adamskostuum naar het
zwembad. Hij beklimt de hoogste duikplank. Die is tien
meter hoog. Knoopt het ene eind van het touw aan de leuning,
maakt het andere eind met een lus om zijn nek vast en
springt. Vijf meter touw, een val van tien meter.’ Sun maakte
achter in zijn mond een knakkend geluid met zijn tong.
‘Zijn nek breekt, zo netjes als wat. Meteen dood.’
Er verspreidde zich een ijzig gevoel door Li’s maag. Als
digitale bytes op een computerschijf begonnen willekeurige
stukjes informatie plotseling in zijn hoofd onverwachte
reeksen te vormen. Hij zei: ‘Zijn er afgelopen maand in het
Xuanwudistrict ook niet drie leden van het nationale atletiekteam
bij een auto-ongeluk omgekomen?’ Hij had in The
People’s Daily het verslag gezien.
Sun was verbaasd. ‘Ja... dat klopt. Sprinters van het
estafetteteam.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik zie het
verband niet.’
Li stak zijn hand op, terwijl zijn brein de informatie
naliep, die het dagelijks opzoog, schiftte, catalogiseerde en
opborg onder Klaarblijkelijk niet belangrijk maar de moeite van
het bewaren waard. Misschien. Hij vond wat hij zocht. ‘Er was
een wielrenner... ik kan me zijn naam niet herinneren... Hij
was vorig jaar tijdens de Tour de France tweede of derde.
Nog nooit eerder had een Chinees zo goed gepresteerd. Hij
stierf een paar weken geleden tijdens een raar verdrinkingsgeval.’
Sun knikte en fronste weer zijn wenkbrauwen. Hij
begon nu ook het verband te zien.
‘En ik kom net uit een huis waar vanavond een
gewichtheffer tijdens de geslachtsdaad bezweek en overleed.
Een hartaanval blijkbaar.’ Het was dat het zo’n bizarre
gebeurtenis geweest was, anders had Li mogelijk nooit
gedacht dat er verbanden gelegd konden worden.
Sun gniffelde. ‘Dus jij denkt dat de Amerikanen onze
topatleten om zeep helpen, zodat zij alle medailles krijgen?’
Maar Li lachte niet. ‘Ik denk niets,’ zei hij. ‘Ik leg slechts
een paar feiten op tafel. Misschien zouden we ze moeten
bekijken.’ Hij herinnerde zich weer de woorden van zijn
oom Yifu. Onwetendheid erkennen getuigt van kracht. Kennis
negeren getuigt van zwakte. Hij zweeg een ogenblik. ‘Je zei
“blíjkbaar zelfmoord”.’
Sun leunde in het licht van Li’s bureaulamp. Sigarettenrook
kringelde om zijn hoofd. ‘Ik denk niet dat het zelfmoord
was, commandant.’
De Seriemoordenaar
Korte
De Amerikaanse patholoog-anatoom Margaret Campbell heeft definitief voor China gekozen. Ze woont nu – zonder de officiële toestemming van de autoriteiten – met Li Yan in het appartement dat hij vroeger met zijn oom Yifu deelde.Li Yan heeft het als hoofd van Sectie Een drukker dan ooit, terwijl Margaret nu thuis zit om voor hun zoon Li Jon te zorgen. De consequentie daarvan is dat ze – tot haar verdriet – haar beroep niet kan uitoefenen.
De titel van het boek De seriemoordenaar spreekt
voor zich: er waart een seriemoordenaar rond in
Beijing. Zijn slachtoffers zijn jong,
aantrekkelijk en allemaal gruwelijk verminkt.
Tijdens het onderzoek blijkt dat de moordenaar de
moorden van Jack de Ripper exact kopieert, wat hem
de bijnaam de Beijing Ripper bezorgt.
De moordenaar is de politie steeds een stap voor, wat het onderzoek zeer bemoeilijkt, en gaandeweg blijkt dat Li Yan een vijand heeft, iemand met veel macht. Van alle kanten stort Li Yans wereld in. De moordenaar vinden is het enige wat hem en zijn familie nog kan redden.
Dit is het zesde deel van de China Thrillers, een
boeiende reeks die naast het plot – ook dit maal
weer adembenemend! – een venster biedt op het zich
snel ontwikkelende, moderne China. Zoals altijd
heb ik genoten van de verschillende karakters in
het boek, met naast Margaret en Li Yan deze keer
bijvoorbeeld ook Lao Dai, de vriend van Li’s oom
Yifu, bij wie Li Yan enkele keren te rade gaat.
Ook mooi is de toenadering in het boek tussen Li
Yan en zijn vader.
passage
Het
nieuwe visumgebouw lag tegenover de Dongzhimenbrug
aan de tweede ringweg. Met Li Jon vastgegespt in
het zitje
voor op haar stuur was het te ver voor Margaret om
te fietsen.
Het leven was eenvoudiger geweest toen het
visumkantoor
nog in het oorspronkelijke, bouwvallige grijze
bakstenen
gebouw aan de oostkant van de Verboden Stad zat,
vijf minuten
van het appartement. In plaats daarvan zat het nu
in een
monstruositeit van steen, glas en staal met twee
torens, en op
een niet te drukke dag duurde de taxirit 25
minuten.
Haar taxi parkeerde onder het viaduct en de
chauffeur
ging, terwijl de meter liep, zijn Beijing Youth
Daily zitten lezen.
Margaret worstelde ondertussen met de buggy om hem
uit de
kofferbak te krijgen. Ze was in een niet al te
best humeur tegen
de tijd dat ze vier rijbanen verkeer overgestoken
en een draaideur
gepasseerd was, die niet wilde draaien. En
aangezien de
balies op de eerste verdieping lagen, was er ook
nog de roltrap,
wat nooit makkelijk was met de buggy.
Het was druk in de hal die ochtend, met rijen voor
alle
balies en harde stemmen die van marmeren vloeren
en muren
echoden. Margaret stond tien minuten in de rij
voor haar aanvraagformulier
en liep vervolgens naar de rij tafels. Ze ging
zitten en vulde het in. Li Jon werkte niet mee. Ze
had hem
voor ze vertrok gevoed en verschoond, maar hij had
ergens
last van en was de hele ochtend al dwars en
zeurderig. Ze
hield zielsveel van hem, maar ze had moeite met
die periodes
waarin hij onverklaarbaar chagrijnig was. Ze wist
zeker dat ze
ooit een intelligent gesprek met hem zou kunnen
voeren over
wat hem scheelde. Maar tot die tijd bleef het een
kwestie van
raden. Darmkrampjes, tanden, buikpijn, honger,
vieze luier.
Het kon van alles zijn. Ze klemde haar tanden op
elkaar en
vulde haar formulier in.
Vandaag stond er een ongewoon lange rij voor de
balie
Buitenland en ze moest bijna twintig minuten
wachten eer ze
aan de beurt was, terwijl ze zich pijnlijk bewust
was van de
meter in haar taxi, die elke seconde doortikte.
Een ijzige, jonge
vrouw in een keurig geperst zwart politie-uniform,
met haar
dat strak vanuit een pokdalig gezicht naar achter
gekamd
was, vroeg om Margarets paspoort. Ze bestudeerde
dat lange
tijd nauwkeurig en richtte haar aandacht toen op
Margarets
aanvraag voor de verlenging van haar visum met een
halfjaar.
Margaret wachtte ongeduldig, terwijl Li Jon nog
steeds in de
buggy naast haar zat te klagen. Ten slotte gaf het
meisje Margaret
haar formulier terug en wees met haar pen. ‘Nee,’
zei ze
vinnig. ‘Jij vul adres in hier.’
Margaret fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik heb mijn
adres
ingevuld.’ Maar haar hart bonsde. Het adres dat ze
ingevuld
had, was haar officiële adres in het
appartementencomplex
voor stafleden van de Volksuniversiteit van
Openbare Veiligheid
– een appartement waar ze al bijna een jaar niet
meer
woonde.
‘Nee,’ blafte de visumagente weer. ‘Jij vul in
verkeerde
plaats.’
Margaret keek weer naar het formulier en zag dat
ze in
haar haast haar adres per ongeluk in de ruimte
voor een vorig
adres ingevuld had. ‘Verdomme,’ mompelde ze. Ze
streepte
het door en begon het in het juiste vakje te
schrijven. Maar de
visumagente trok het formulier onder haar pen
vandaan en
begon het te verscheuren.
‘Nee, nee, nee. Jij vul in nieuwe formulier.’
Margaret keek haar kwaad aan. Ze kon haar woede
nauwelijks
bedwingen, of de bijtende opmerking voor zich
houden
die op het puntje van haar tong lag. Het nieuwe
China
werd nog steeds door de bureaucratie van het oude
achtervolgd,
en de bureaucraten waren nog even onverzettelijk.
‘Zou je me dan een ander formulier kunnen geven,
alsjeblieft?’
zei ze met op elkaar geklemde tanden.
‘Formulieren bij die balie,’ zei de visumagente en
ze wees
naar de overkant van de hal, waar Margaret eerder
in de rij
gestaan had. ‘Volgende.’ En de volgende in de rij
probeerde
zich langs haar te wringen. Een grote, dikke,
kalende Amerikaan
in een zakenpak.
Maar Margaret hield voet bij stuk. ‘Nee, ho even!
Ik heb
voor een formulier in de rij gestaan. Ik heb het
ingevuld. Jij
hebt het verscheurd. Ik wil dat jij me een ander
formulier
geeft, en dan vul ik het hier in.’ Ze keek naar de
rij weinig
meelevende gezichten achter zich. ‘En deze mensen
kunnen
wachten.’
Maar de visumagente schudde haar hoofd en schoof
Margarets
paspoort terug. ‘Geen formulier hier,’ zei ze.
‘In godsnaam, mens, haal een formulier,’ zei de
dikke
Amerikaan. ‘Accepteer het nu maar, dit is China.’
Li Jon begon te huilen, alsof hij haar spanning
voelde.
Margaret voelde haar bloeddruk omhoogschieten. Ze
greep
de handvatten van de buggy, draaide de buggy om en
reed
ermee naar de overkant. Ze had de pest in vanwege
haar
nederlaag. Een kwartier later stond ze weer voor
de balie Buitenland.
Ze schoof het zojuist ingevulde formulier over de
balie naar de uitdrukkingsloze visumagente, die
niet liet blijken
dat ze zich iets van hun vorige ontmoeting
herinnerde.
‘Paspoort,’ zei ze. Margaret gooide dat bijna naar
haar toe.
Hoewel ze dat een kwartier geleden nog bekeken
had, deed ze
dat nog eens uiterst secuur, alsof het voor het
eerst was. Toen
bekeek ze het formulier, gedeelte voor gedeelte,
uiterst nauwkeurig.
Margaret stond onbewogen toe te kijken, terwijl de
agente achter de balie gegevens in haar computer
invoerde. Ze
stempelde het formulier vervolgens verscheidene
keren en
schoof samen met het paspoort een ontvangstbewijs
over de
balie. ‘Visum daar,’ zei ze, terwijl ze naar een
jongeman in een
uniform wees, die verderop aan dezelfde balie zat.
Alle mensen
die achter Margaret in de rij voor een
visumaanvraag
gestaan hadden, stonden nu voor haar in de rij
waar de visa
verstrekt werden.
Margaret leunde over de balie en zei:
‘Kippenpoten.’
De visumagente keek haar verbaasd aan. ‘Pardon?’
‘Iemand vertelde me eens dat die goed zijn voor de
huid.
Je zou ze eens moeten proberen.’ Ze duwde Li Jon,
die nog
steeds huilde, naar de andere rij. Het was
kleinzielig, kinderachtig
zelfs, maar Margaret voelde zich er ietsepietsie
beter
door.
Maar terwijl ze in de volgende rij stond, zag ze
mejuffrouw
Kippenpoten met de slechte huid langs de balie
lopen.
Ze fluisterde iets in het oor van de afgifteagent,
een jongeman
die opkeek en snel zijn ogen langs de rij liet
gaan. Zijn blik
bleef even op Margaret rusten. Hij knikte toen en
richtte zich
weer op zijn computer. Het meisje ging naar haar
plaats terug.
Margaret begon zich ongerust te maken. Toen ze
eindelijk
vooraan stond, keek de afgifteagent niet eens op.
Hij pakte het
ontvangstbewijs en haar paspoort aan, en zijn
toetsenbord
rammelde toen hij de gegevens invoerde. Hij pakte
een dun
velletje officieel papier uit het bakje, krabbelde
daar iets op,
stempelde het toen met rode inkt en schoof dat
over de balie
terug. ‘Kom terug over twee dagen voor paspoort,’
zei hij.
‘Wat?’ Margaret kon haar oren niet geloven.
‘Twee dagen,’ zei de afgifteagent. ‘Volgende.’
‘Ik heb nog nooit mijn paspoort hoeven
achterlaten,’ zei
Margaret.
De man keek haar nu pas aan. Zijn gezicht stond
kil en
onbewogen. ‘Jij wil visum, jij kom terug over twee
dagen.
Oké?’ En hij pakte het paspoort reeds van de
volgende in de
rij.
Margaret wist dat ze verslagen was. Ze keek de
balie
langs en zag mejuffrouw Kippenpoten zelfgenoegzaam
lachen.